Geotechnisch sondeeronderzoek (in het Engels Cone Penetration Test, afgekort tot CPT) is onderzoek dat tot doel heeft informatie over de bodemkundige of geologische opbouw van de ondergrond te verwerven, waarbij in het veld metingen aan de ondergrond worden gedaan door een kegelvormige sonde de grond in te drukken. Traditioneel is het doel met de sonde de weerstand en de wrijving die de conus op de weg naar beneden ondervind te bepalen om daaruit mechanische eigenschappen van de ondergrond af te leiden.
Hoe werkt geotechnisch sondeeronderzoek?
Tijdens het geotechnisch sondeeronderzoek wordt gemeten hoeveel weerstand de conus (kegelvormige punt op een staaf) op de weg naar beneden ondervindt. In een grafiek van deze reis, de sondeerstaat, staan de gegevens over de kracht die nodig is om door de grondlagen te drukken. De sonde zal minder kracht nodig hebben om door klei of veen te drukken (lage conusweerstand) dan om door zand te drukken (hoge conusweerstand). Daaruit kun je mechanische eigenschappen van de ondergrond afleiden en opmaken wat de draagkracht is. In de loop van de tijd is de sonde zo geevolueerd dat een breed scala aan metingen verricht kan worden.
Wanneer ontstaan sonderingen?
Sonderingen worden gebruik om de ondergrond ‘in kaart’ te brengen en met name bij projecten waarbij de sterkte en/of draagkracht van de ondergrond moet worden bepaald. Dit is mede afhankelijk van de gesteldheid van de bodem.
Hoe herken ik sonderingen?
Sonderingen zijn te herkennen in bijvoorbeeld een Veldrapport en/of Grondonderzoek wat uitgevoerd wordt voorafgaande diverse ‘werken’. Een werkt kan hierbij zijn de aanleg van een (school)gebouw, brug (kunstwerk) of een weg (lokale wegen, maar ook snelfietspaden).
In deze rapporten zijn de sondering te herkennen aan de een grafiek
Meer detail informatie over sonderingen is te vinden op de website van de BRO;